Extreemrechtse populistische politici roepen aan de lopende band dat ze niet gehoord worden. De ‘mainstream’ media zijn volgens hun een verlengstuk van wat zij de linkse kerk noemen. Die klachten horen we veelvuldig in programma’s en opiniekaternen van nieuwsmedia – die hen volop een platform bieden om hun verhaal te doen. Niet gek dus dat vanuit linkse hoek steeds vaker de klacht klinkt dat reguliere media vooral een rechts geluid laten horen.
Hoe komt het dat vooral extreemrechts er zo goed in slaagt om steen en been te klagen over het gebrek aan aandacht, om uiteindelijk alle aandacht op zich te vestigen? En moeten we dit zo laten (want: ‘vrijheid van meningsuiting’) of trekken we een grens? In dit blog beschrijf ik een onderzoek dat gaat over de mechanismen van amplification – de versterking van (vooral extreemrechtse) geluiden door nieuwsmedia – en wat we hiertegen kunnen en moeten doen.

U vraagt, wij draaien
Twee jaar geleden verscheen een zeer interessant onderzoek van het Amerikaanse onderzoeksinstituut Data & Society: The Oxygen of Amplification. Better Practices for Reporting on Extremists, Antagonists and Manipulators Online. Mediawetenschapper Whitney Phillips verdiepte zich hiervoor in mechanismen van amplification – het versterken van bepaalde politieke, vooral extreemrechtse, standpunten door nieuwsmedia. In de aanloop naar en tijdens de eerste twee jaar van Trumps presidentschap onderzocht ze de keuzes die nieuwsredacties maken in hun berichtgeving, specifiek met het oog op informatie over en van rechtsextremisten. Wat Phillips voor de Amerikaanse context beschrijft, lijkt intussen ook van toepassing op de Nederlandse situatie.
In de periode voor de verkiezingen van 2016, zo tekent Phillips op, waren extreemrechtse groeperingen in de VS vooral online actief als trollen via platforms als 4Chan, 8Chan en Reddit. Wat onder ‘trollen’ werd verstaan varieerde van sarcastische anti-politiek correcte ‘shitposters’ tot verbaal agressieve altright media zoals Breitbart. Aanvankelijk vonden deze groepen elkaar vooral via eigen specifieke kanalen. Dat ze de aandacht wisten te trekken van het bredere publiek hadden ze te danken aan reguliere media die aandacht gingen besteden aan hun uitspraken. Wat voorheen als online pesterigheid werd beschouwd, werd door enkele vooraanstaande nieuwsmedia opgepikt en serieus genomen. Daarop volgden andere redacties die het principe hanteren dat als andere nieuwsmedia het ergens over hebben, zij het over hetzelfde moeten hebben. Ondertussen traden extreemrechtse groeperingen steeds meer naar buiten tijdens demonstraties zoals in Charlottesville, wisten (zelfverklaarde) altright woordvoerders redacties te bewerken door informatie te delen die voor redacties saillant genoeg was om over te schrijven, en werden journalisten bestookt met heuse hate campaigns – wat op zichzelf weer een reden gaf om hier aandacht aan te schenken.
Uit Phillips’ gesprekken wordt duidelijk dat redacteuren menen dat ze met hun berichtgeving het publiek bedienen. Ze gaan daarbij echter vooral uit van eigen opvattingen over wat het publiek wil weten en baseren zich niet per se op publieksonderzoek, maar op bezoekersstatistieken. Een redacteur zegt daarover tegen Phillips: “People like to say they’re reading deep journalism, investigative stories, and yes some of those do very well, but for the most part, people are interested in the junk food.” Hij vergeet dat het de redacties zelf zijn die dat junkfood opdienen en dat zij het zijn die, geholpen door algoritmen, de bezoekers de fabeltjesfuik inlokken. Het is niet zo dat het publiek actief vraagt om schadelijke informatie of nepnieuws; het lepelt op wat het voorgeschoteld krijgt. En bij de keuze in wat te serveren, laten nieuwsmedia zich leiden door wat zij zelf door extreemrechts aangeleverd krijgen.
‘At a certain point you have to realize you’re promoting them’
In een informatielandschap waarin veel nieuws op hoge snelheid gratis rondgaat, is het lastig voor de gevestigde nieuwsmedia, die kostbare journalistiek bedrijven, om zich staande te houden. Lidmaatschappen en bereikcijfers kelderen jaar na jaar. Vanuit een stevig verzwakte positie proberen zij publiek aan zich te binden door – vaak onbedoeld – de boodschap van extreemrechtse populisten te versterken. Kennelijk hopen ze op deze manier een impuls te geven aan lees- kijk- en luistercijfers.
Maar het effect is averechts. De populisten blijven roepen dat ‘de media links’ zijn en wenden zich alsnog tot hun eigen informatiekanalen, waarvoor ze dan – via die gevestigde media – gratis reclame hebben kunnen maken. Ondertussen voelen trouwe abonnees en kijkers zich steeds minder thuis bij hun lijfblad of favoriete televisierubrieken, die in hun ogen steeds verder verrechtsen.
Uit Phillips’ gesprekken blijkt dat veel redacteuren worstelen met de gewetensvraag of ze wel of geen aandacht moeten besteden aan informatie van of over rechtsextremisten: ‘to amplify or not to amplify’. Afwegingen zijn dat ze het belangrijk vinden om te benoemen als informatie onjuist of schadelijk is, dat ze vooral een kritisch perspectief willen bieden, of dat ze willen vermijden beticht te worden van vooringenomenheid. Maar of ze extreemrechts nou benoemen of bekritiseren, ze dragen bij aan de populariteit ervan: alles wat ze aandacht geven, groeit. Extreemrechts ondertussen vindt het allemaal best. Phillips citeert uit een communicatiehandboek van een neonazigroepering: ‘All publicity is good publicity.’ Journalisten en nieuws- en opinieredacties kunnen er niet onderuit: zij zijn niet alleen de zuurstof voor een klein vuurtje, maar stoken met hun berichtgeving het antidemocratische en fascistische vuur verder op.
En het publiek dan?
In het rapport laat Phillips journalisten en redacteuren aan het woord over hun afwegingen om wel of niet over extreemrechts te berichten. Wat in het onderzoek ontbreekt, is het perspectief van het publiek. Waarom willen zoveel mensen dit soort informatie lezen? Wat maakt dat het voor nieuwsconsumenten OK is dat de meest misselijkmakende, mensonterende, democratie ondermijnende uitspraken een platform krijgen? Dat ze die uitlatingen en oproepen normaal gaan vinden?
Phillips gaat hier helaas niet op in, terwijl natuurlijk wel relevant is te weten hoe het komt dat er een voedingsbodem is voor het extreemrechtse gedachtengoed en dus voor de berichtgeving erover.
Evenmin komt aan bod of en hoe andere, niet-extreemrechtse, groeperingen manipulatieve technieken toepassen om hun onderwerpen geagendeerd te krijgen. Daar heeft Phillips overigens een bewuste keuze in gemaakt, die ik onderschrijf: het zijn de extreemrechtse groeperingen die niet alleen behendig media manipuleren, maar die met hun uitspraken en acties de democratie ondermijnen, bevolkingsgroepen uitsluiten en geweld niet schuwen. Daardoor is van belang om hierop te focussen: hou je oog op de bal.
Wat moeten nieuwsredacties anders doen?
Even een persoonlijke noot: ik wil helemaal niet meegaan in klaagzangen over ‘de media’ die alles fout doen. Ik draag goede journalistiek een warm hart toe en dat doe ik omdat ik het belang ervan inzie voor een vitale democratie. Maar ik maak me wel grote zorgen over het feit dat extreemrechtse opvattingen lijken te normaliseren, mede als gevolg van eenzijdig en onkritisch handelen van invloedrijke nieuwsredacties.
Ik gun ons allemaal een gezonde democratische samenleving en dus gun ik ons goede journalistiek. Journalistiek die zichzelf niet slechts ziet als boodschapper en duider van wat op dat moment populair is en dus maar junkfood blijft voorschotelen, maar journalistiek die ons laat kauwen op een afgewogen en gevarieerde maaltijd. Journalistiek die geen zuurstof biedt aan extreemrechts, maar juist aan de democratie en allen die daarin leven.
Phillips doet een viertal aanbevelingen die kunnen zorgen voor een evenwichtiger en vooral maatschappelijk verantwoorde nieuwsvoorziening. Deze hebben niet zozeer betrekking op de berichtgeving zelf, als wel op organisatorische keuzes. Redacties moeten 1) zich herbezinnen op hun afhankelijkheid van commerciële afwegingen en 2) hun maatschappelijke rol in de publieke ruimte herzien, 3) heldere en consistente protocollen opstellen (en uitvoeren) om hun journalisten, ook freelancers, te beschermen tegen bedreigingen, en 4) een divers en inclusief personeelsbeleid voeren.
Voor die herbezinning op de maatschappelijke rol wijs ik graag op de publicatie Perspectief voor publiek en professie van Nico Drok, lector Media and Civil Society bij de Hogeschool Windesheim. Hij pleit voor een oriëntatie op civiele journalistiek, een vorm van journalistiek die, naast het bieden van nieuws en achtergronden, ‘mensen motiveert om maatschappelijk betrokken te geraken, door middel van onder meer het aangeven van oplossingsrichtingen en handelingsperspectieven’. Civiele journalistiek is volgens Drok inclusief, constructief, deliberatief (wat betekent dat publieke oordeelsvorming in brede lagen van de bevolking wordt bevorderd) en transparant. Het is niet neutraal, maar gericht op het actief ondersteunen van democratische waarden. Dat betekent dat journalisten, in plaats van zich mee te laten slepen in de informatierace, focussen op kritische, gewogen en probleemoplossende (in plaats van probleemversterkende) berichtgeving.
Lange tijd voerde Cebuco, het Centraal Bureau voor Courantenpubliciteit, de slogan: De krant verslaat alles. Een prachtige slogan die je op twee manieren kunt interpreteren: 1) kranten zijn beter dan televisie, radio of internet; 2) kranten berichten over alle onderwerpen. Mijn advies aan nieuwsredacties, zowel van geschreven als beeldend, online als offline, is: doe dat, versla alles. Laat zien dat je echt meer te bieden hebt dan de gefragmenteerde nieuwtjes op social media. En kies het brede perspectief: houd op met kluitjesvoetbal spelen door telkens dezelfde personen of standpunten een platform te bieden. Laat het hele verhaal zien, van verschillende kanten.
Wat moeten nieuwsconsumenten anders doen?
Net zoals journalisten hun rol moeten heroverwegen, zouden nieuwsconsumenten dat ook moeten doen. We laten ons te makkelijk leiden door clickbait (sensationele koppen die ons verleiden snel te klikken op hyperlinks), zien nieuws te veel als informatie die we kunnen consumeren, als afleiding wellicht. Dat is gevaarlijk, zeker wanneer algoritmen grotendeels bepalen welke informatie we tot ons nemen: het risico bestaat dat we meer van hetzelfde tot ons nemen en dat we daardoor gaan geloven in opvattingen die niet gezond zijn voor onszelf of onze omgeving.
Wees een nieuwswijze burger. Elders heb ik al beschreven wat dit inhoudt: dat je je bewust bent van de processen waarin nieuws tot stand komt en daarbij goed let op het effect van taalgebruik, dat je voor het kritisch kunnen beoordelen van nieuws kennis moet hebben over de context van de onderwerpen, en dat je het meest aan een pluriform mediamenu hebt: laat het junkfood wat vaker staan en eet gevarieerder.
Ik voeg daar nu aan toe: doe moeite en denk niet alleen aan je eigen belang. Als de nieuwsmedia die jij kent, je dezelfde personen en standpunten blijven voorleggen, zoek dan zelf actiever naar alternatieven. Die zijn er: Follow The Money, NieuwWij, OneWorld, om er een paar te noemen. Je ziet dan dat de werkelijkheid vaak ingewikkelder en genuanceerder is dan de snelle, korte berichten je doen geloven. En hopelijk zie je ook dat de wereld niet alleen om jou draait, maar dat je de wereld hebt te delen met anderen.
Verder lezen
Nico Drok (2016) – Perspectief voor publiek en professie. De waarde van civiele journalistiek in het netwerkmodel.
Whitney Phillips (2018) – The Oxygen of Amplification. Better Practices for Reporting on Extremists, Antagonists, and Manipulators Online
Fifi Schwarz – Nieuwswijsheid
Noot: Dit blog was oorspronkelijk op 11 april 2021 gepubliceerd op www.dedingendebaas.nl