Nieuwswijzer door onderwijs

De meeste initiatieven gericht op het bevorderen van mediawijsheid en nieuwswijsheid zoomen vooral in op het woorddeel vóór wijsheid: media of nieuws. Logisch, want daar gaat het om, zou je zeggen. Toch is dat naar mijn idee een te beperkte – en daardoor vaak weinig effectieve – benadering. Het heeft niet veel zin om informatie kritisch te (laten) beoordelen als je niet weet hoe mensen nieuwe informatie verwerken. Ofwel: hoe mensen leren. Hoog tijd dus om in te zoomen op het tweede deel uit de samenstelling: wijsheid. Wijzer worden gaat sowieso niet vanzelf: dat vraagt tijd, aandacht en moeite. Sinds ik werkzaam ben in het onderwijs, heb ik daar een aantal belangrijke inzichten opgedaan die kunnen bijdragen aan het effectief bevorderen van nieuwswijsheid.

Wat je weet, bepaalt wat je leert

Een van de belangrijkste lessen die ik in het onderwijs opdeed, was dat kennisoverdracht geen eenrichtingsverkeer is (een leraar deelt nieuwe informatie, geeft daar uitleg bij, laat leerlingen verwerken). Die kennisoverdracht gaat twee kanten op: een leraar checkt wat leerlingen al weten en laat de nieuwe informatie daarop aansluiten. Dat verklaart volgens onderwijswetenschapper Graham Nuthall waarom verschillende leerlingen verschillend leren terwijl ze dezelfde opdrachten uitvoeren: iedereen heeft andere voorkennis en ervaring. Daar komt bij dat ook de omstandigheden waarin jou nieuwe informatie wordt aangereikt, mede bepalen hoe je die verwerkt. Het kan zijn dat je een zieke ouder thuis hebt,  dat een medeleerling wordt gepest, of er een wesp in het lokaal is, noem maar op. Ook de rol van peers (klasgenoten, vrienden) doet ertoe: hoe zij over een onderwerp praten, beïnvloedt hoe jij erover denkt. Dit inzicht verklaart volgens mij, in ieder geval voor een deel, hoe het komt dat mensen exact dezelfde nieuwsfeiten totaal anders interpreteren of dat de mate waarin ze die accepteren verschilt.
Sterker, soms zit onze kennis onszelf zelfs in de weg. Dat wordt goed duidelijk in deze – ietwat ouderwetse, maar nog immer leerzame – video over hoe het Ames-venster speelt met ons brein. *)

Kritisch denken staat niet los van kennis

De tweede les ligt in het verlengde van het eerste en ontleen ik aan een andere onderwijskundige, E.D. Hirsch, Jr.. Kritisch denken is geen op zichzelf staande vaardigheid die je los kunt trainen (bijvoorbeeld: vraag je af wie de bron van een boodschap is, stel vragen). Kritisch denken vereist dat je kennis hebt over datgene waarover je nieuwe informatie krijgt aangereikt. In onderwijsjargon: kritisch denken is domeinspecifiek. Wie veel over een onderwerp weet, is beter in staat om nieuwe informatie over dat onderwerp te duiden. Als een politicus een bepaalde uitspraak doet en je hebt geen idee wat de opvattingen of inspiratiebronnen van die politicus zijn, kun je die uitspraak ook niet op waarde schatten. Een voorbeeld van Hirsch zelf: iets opzoeken in een encyclopedie of Google is zinloos als je zelf over te weinig contextuele kennis beschikt om de zoekresultaten te beoordelen. Ik voeg daaraan toe: te eenzijdige kennis. Tegenwoordig komt de leus ‘zelf onderzoek doen’ geregeld voorbij. Deze wordt vooral gebezigd door mensen die wetenschappelijke kennis wantrouwen en op zoek gaan naar bronnen die aansluiten bij eigen opvattingen. Deze mensen denken dat ze kritisch denken, maar doen dat niet: ze hebben kritiek, en verwarren dat met kritisch denken. Wie kritisch denkt, heeft veel – gevarieerde – kennis van zaken én bevraagt ook voortdurend de eigen opvattingen en vooronderstellingen.

Focus niet op hoe iets niet moet, maar op hoe het wel moet

Les drie: als je wilt dat (jonge) mensen iets leren, laat dan zien of leg uit hoe iets wel moet, niet hoe het niet moet. Het adagium dat we leren van fouten gaat vooral op wanneer we weten waarom iets verkeerd ging of hoe iets gebeurde wat we juist niet wilden. Maar als je in een instructie vooral ingaat op onjuiste voorbeelden, loop je het risico dat de leerder juist de verkeerde informatie in het langetermijngeheugen opslaat.
Ook te veel nieuwe informatie tegelijk aanreiken, of tijdens het uitvoeren van een leertaak verschillende handelingen moeten uitvoeren (bijvoorbeeld: bij een wiskunde-opdracht eerst nog moeten uitvinden hoe een geodriehoek werkt) kan al afleiden. Je veroorzaakt een soort cognitieve overbelasting. Beter is om meteen de juiste informatie en juiste werkwijze aan te leren. Daarbij is ook handig om zelf het goede voorbeeld te geven. Niet alleen in de zin van het accuraat voordoen, maar zelfs correct voor-leven.
Deze en andere nuttige didactische adviezen (zoals het regelmatig en gespreid herhalen en actief oefenen) komen uit Wijze lessen, twaalf bouwstenen voor effectieve didactiek van onderwijswetenschappers Tim Surma, Kristel Vanhoyweghen, Dominique Sluijsmans, Gino Camp, Daniel Muijs en Paul Kirschner (hier gratis te downloaden).
In de context van journalistiek wierpen wetenschappers van de Harvard University de vraag op hoe zinvol het is om nepnieuws of desinformatie te herkennen: daarmee focus je immers op hoe nieuws niet moet. Ze ontwierpen een model waarmee ze konden nagaan in hoeverre interventies gericht op het herkennen van betrouwbare informatie versus desinformatie effectief waren. Hun conclusie: het is effectiever om mensen vooral te leren hoe ze betrouwbare informatie kunnen herkennen, dan om te leren hoe zij nepnieuws te herkennen.

Taal is het belangrijkste vehikel

De belangrijkste les bewaar ik voor het laatst: als je wilt dat mensen nieuwswijzer worden, is het van belang ze vaak met veel tekst te laten werken. Nu wist ik dat al wel; taalvaardigheid was altijd al een criterium voor nieuwswijsheid en het belang ervan was ook de reden dat ik de opleiding voor Docent Nederlands ging doen. Maar ik zie nu dat aandacht voor taal eigenlijk nog belangrijker is geworden.
Dat lijkt een beetje op zwemmen tegen de stroom in. De trend in zowel journalistiek als in het onderwijs is immers dat teksten korter worden en vaker worden vervangen door beeld. Veel mensen zouden namelijk beelddenkers zijn, en beelden zouden meer zeggen dan woorden. Het probleem is ten eerste echter dat die aannames onjuist blijken. We denken eerst en vooral in taal; ook als we beelden zien, gebruiken we woorden om die beelden betekenis toe te kennen. Zie onder andere Taalkunde voor de tweede fase van het vwo van taalwetenschappers Hans Hulshof, Maaike Rietmeijer en Arie Verhagen.
Ten tweede resulteert het aanbieden van almaar kortere teksten juist in een lagere taalvaardigheid en daarmee ook een slechter begrip van nieuwe informatie. Wie minder leest, doet ook minder kennis op en is dan ook minder goed in staat om nieuwe informatie op waarde te schatten. Niet voor niets is lezen de eerste lijn in het Masterplan Basisvaardigheden van onderwijsminister Dennis Wiersma en luidde de Leescoalitie eerder al de noodklok met het Leesoffensief.
Sommige onderzoeken wijzen uit dat mensen met een lagere taalvaardigheid vatbaarder zijn voor nepnieuws. Bijvoorbeeld Fake news and critical literacy van de Britse Commission on Fake News and the Teaching of Critical Literacy Skills *). Dit betekent overigens zeker niet dat alleen mensen met een lagere taalvaardigheid nepnieuws of desinformatie geloven; er zijn ook volop academisch geschoolde mensen die alternatieve feiten omarmen. Maar het is wel evident dat wanneer je lager geletterd bent, je meer moeite hebt met het onderscheiden van nieuwsinhouden – die een hoog talig niveau hebben, of ze nou via schrift of video (want dan veelal voorzien van gesproken tekst) tot ons komen. Daar komt bij dat er ook nog verschillen zijn in teksten die zijn geprint (boeken, kranten, tijdschriften) en teksten die digitaal zijn verspreid. Beide soorten vragen andere vormen van geletterdheid; zie ook dit blog waarin ik Maryanne Wolfs boek over duale geletterdheid bespreek.
Toegeven aan de kortere aandachtspanne van kijkers/lezers is dus funest; beter is om hen te trainen of verleiden om meer moeite te doen om (langere) teksten te bestuderen, en ze te laten ervaren dat ze daar beter van worden. Wie succeservaringen opdoet, juist ook door ergens moeite voor te doen, is gemotiveerder om meer moeite te blijven doen. Weldoordachte oefening, noemde K. Anders Ericsson dat, zoals je in deze boekbespreking kunt lezen.

Nieuwsonderwijs?

Sommige van deze inzichten laten zich goed vertalen naar interventies met als doel nieuwswijsheid te bevorderen. Bijvoorbeeld focussen op echt nieuws in plaats van nepnieuws (sowieso is er dan nog voldoende inhoud om kritisch te beoordelen), en de aandacht richten op taal (denk aan hoe politici en journalisten bepaalde gebeurtenissen ‘framen’).
Andere zijn wat lastiger: zo is het voor iemand die eenmalig een workshop geeft moeilijk om informatie af te stemmen op wat de deelnemers al weten en veel te oefenen met verschillende goede voorbeelden. Een leraar heeft een relatie met leerlingen/studenten en heeft dus een beter idee van de voorkennis waar ze al over beschikken, kan vaak ook verwijzen naar wat in eerdere lessen al is behandeld. In dat opzicht zou goed zijn om nieuwswijsheid een plek te geven in het onderwijs. Nog meer op het bord van de school, hoor ik leraren al verzuchten (en een aanvulling op Casper Hulshofs lijst van wat scholen allemaal moeten). Toch denk ik dat zowel leerlingen/studenten als docenten eerder twee vliegen in een klap slaan dan dat het om iets extra’s gaat: de lesstof verbinden aan de actualiteit (en de berichtgeving daarover) helpt leerlingen om de relevantie van die lesstof in te zien.

Meer weten?

Ericsson, K. Anders en Pool, Robert (2016) – Peak. Secrets from the new science of expertise. New York: Houghton Mifflin Harcourt

Hirsch, E.D. Jr. (2020) – How to educate a citizen. The power of shared knowledge to unify a nation. Woodbridge – John Catt Educational Ltd

Hulshof, Hans, Rietmeijer, Maaike en Verhagen, Arie (2009) – Taalkunde voor de tweede fase van het vwo. Amsterdam: Amsterdam University Press

Nuthall, Graham (2007) – The hidden lives of learners. Wellington, NZCER Press

Surma, Tim et al. (2019) – Wijze lessen, twaalf bouwstenen voor effectieve didactiek. Meppel: Ten Brink Uitgevers

Zie ook Naar een nieuwe definitie van nieuwswijsheid

*) Met dank aan Thijs Roovers voor de link naar de Curiosity Show, en aan Marie-José Klaver en Yra van Dijk voor de link naar het onderzoek naar Fake news and critical literacy.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *